Lichaamsvet, wat is het en wat doet het?

Lichaamsvet, wat is het en wat doet het?

We hebben het allemaal, de een wat meer dan de ander. De meesten willen er van af, anderen willen juist wat erbij, en sommigen vinden het juist aantrekkelijk. We hebben het natuurlijk over ons lichaamsvet.

Wil je trouwens ook mijn fitness tips ontvangen via Facebook? Klik dan hier.

Door Esmee Marsé, diëtiste.


Wat is vet?

Vet is een scheikundige stof die bestaat uit verschillende moleculen. In het lichaam telt vet als een bindweefsel. Het wordt opgeslagen in speciale cellen, en heeft daar wat adertjes en, in beperkte maten, zenuwen lopen. In de voeding levert vet 9 kcal per gram op, wat erop neerkomt dat er 9000 kcal moeten worden verbruikt om een kilo vet te verbranden. Het is echter niet zo zwart-wit, er werken ook andere factoren mee voor de vetverbranding. Daar later meer over.

Vet is hydrofoob, dat wil zeggen dat het ‘bang’ is voor water (foob komt van fobie). Daarom mengt het ook niet goed met water, tenzij er een zogeheten emulgator wordt toegepast. Ergens is dat ook wel weer mooi meegenomen, want sommige vitamines lossen niet op in water. Dat zijn de vitamines A, D, E en K. Deze worden beter opgenomen wanneer ze in combinatie met vet worden gegeten, en het lichaam legt in het lichaamsvet ook een voorraadje van deze vitamines aan. Een mooi voorbeeld hiervan is vitamine D. Dit maken we in de zomermaanden in onze huid aan in reactie op zonlicht en dat slaan we op, zodat we in de winter niet te kort komen.


Wat doet vet?

Vet heeft meerdere functies in het lichaam. Buiten het meest voor de hand liggende (energieopslag), werkt vet ook als een lekker warm deken en een stootkussen. Zo heb je bijvoorbeeld vetkussentjes onder je voeten, in de handpalmen en op je zitvlak. Als je die kussentjes niet hebt, heb je kans dat je huid van binnenuit kapot schuurt. Het beschermt je dus ook in zekere zin. Daarnaast zijn vetten betrokken bij het vormen van hormonen en heb je vet nodig om fatsoenlijk naar de wc te kunnen.

Niet al je lichaamsvet is hetzelfde. We maken bijvoorbeeld onderscheid tussen wit en bruin vet. Wit vet is bedoeld voor de energieopslag. Hier hebben de meeste mensen een ruime hoeveelheid van. Een andere soort vet, is het bruine vet. Dit is het soort vet dat vooral babies lekker veel hebben. Bruin vet is bedoeld om omgezet te worden in warmte. Niet alleen isoleert het je lichaam, zodat de warmte binnen blijft, maar het wordt zelf dus ook verbrand als een soort kacheltje. Wit vet kan worden omgezet in bruin vet door regelmatig intensief te bewegen. Bruin vet kan je extra verbranden als je jezelf regelmatig blootstelt aan extreme kou. Denk aan een dompelbad of zwemmen in natuurwater. Een studie van the University of Maastricht liet zien hoe snel het verbranden van bruin vet gaat, mits de blootstelling aan kou tegelijk plaatsvindt met lichaamsbeweging. Je verbrandt dus calorieën terwijl je je lichaamstemperatuur probeert te herstellen. Een echte fat-killer dus.

Wat is slecht vet?

Als vet gewoon een functie in het lichaam heeft, waarom is overgewicht dan zo slecht voor je? Het antwoord daarop is erg complex. Te veel vet is sowieso niet goed voor je. Daarnaast bestaat er dus ook een onderscheid aan de hand van de plaats van het vet. De grootste boosdoener voor de gezondheid is het viscerale vet. Dit vet hoopt zich op in de buikholte (het buikvlies = viscus). Dit vet is veel sterker doorbloed en daarnaast ook nog eens metabool actief: het produceert stoffen die we kennen als adipocytokines. Niet alleen zijn adipocytokines goed voor 32 punten als je Scrabble speelt, maar ze worden ook in verband gebracht met talloze ziektes, waaronder hart en vaatziekten, insulineresistentie en diabetes type 2, en mogelijk zelfs kanker. Dit zijn stuk voor stuk geen kleine kwaaltjes. Een soort vet die we gerust ‘slecht’, ‘ongezond’, en zelfs ‘schadelijk’ mogen noemen. Dit is de enige soort lichaamsvet waarvoor geldt ‘hoe lager, hoe beter.’ Andere soorten vet mogen er best, met mate, zijn.

How low can you go?

Er bestaat veel discussie over wat nou een gezond vetpercentage zou zijn. Mannen hebben van nature een lager vetpercentage dan vrouwen, en ook je leeftijd speelt hierbij een rol. Ook je totale gewicht en je BMI hebben invloed op de hoeveelheid vet die je mag hebben. Iemand met ondergewicht met een te laag vetpercentage is natuurlijk minder gezond dan iemand met een gezond gewicht met een laag vetpercentage. Alles speelt hierin mee. Laat je zeker niks wijsmaken door het internet, maar ga met een specialist, zoals een diëtist of een Personal Trainer, in gesprek over wat realistisch is voor jouw lijf. Voor degenen voor wie de drempel toch nog iets te hoog ligt om dat gesprek aan te durven, de volgende cijfers: voor een gemiddelde volwassen vrouw ligt de aanbeveling meestal tussen de 20 en 35%, en voor een volwassen man tussen de 8 en 20% lichaamsvet. Voor mensen boven de 60 jaar zijn deze percentages iets hoger. De lange termijngevolgen van een hoger vetpercentage nemen we dan voor lief. Het risico om ziek te worden is voor deze groep veel hoger, en dan is een ruime voorraad vet vaak wel handig als buffer. Toch willen we het niet te hoog hebben: vrouwen kunnen het best onder de 40% blijven, en mannen rond de 25%.

Als je fanatiek sport en droogtraint, is het de bedoeling dat je zo min mogelijk vet hebt. Toch is dit niet geheel zonder risico. Bij vrouwen krijg je onder de 13% vet kans op schade aan de baarmoeder en eierstokken, wat ervoor kan zorgen dat de vruchtbaarheid sterk vermindert. Bij mannen is een negatief gevolg voor de vruchtbaarheid ook gemeten, maar dit risico is het sterkst verhoogd onder de 3%. De vruchtbaarheid heeft dan wel een grotere kans om te herstellen dan die van de vrouw, mits het lichaamsvet weer toeneemt. Rond de 3% is overigens wel het percentage wat het meest wordt gezien bij mannelijke wedstrijdbodybuilders.

Hoe meet je je vetpercentage?

Het lichaamsvetpercentage kan op een aantal verschillende manieren worden gemeten. De meest bekende is via bio-impedantie. Hierbij wordt een stroomstootje door het lichaam gestuurd die de weerstand van de cellen meet. Deze methode meet, bij de betere apparaten, ook het viscerale vetweefsel, wat we doorgaans onder de 12 proberen te houden. Sommige apparaten meten ook de vetvrije massa, de botten en het rustmetabolisme (BMR). Handig en snel, maar niet altijd even betrouwbaar. Als je een glas water leegdrinkt, heb je 200 ml (gram) meer vocht in je lijf, dus verschuift je vetpercentage automatisch mee. Bij een ochtendmeting zal je, door de normale nachtelijke uitdroging, ook een hoger vetpercentage hebben.

De meest betrouwbare methode, is ook een ingewikkelde methode die niet zo veel zin heeft als je hem zelf uit de losse pols toepast. Dit noemen we de huidplooimeting. Door het opmeten van de huidplooien meet je heel nauwkeurig het (onderhuids) vetweefsel op. Het viscerale vet kan je kan schatten door de middelomtrek te meten, en die te vergelijken met de heupomtrek. Dit noemen we de middel-heupratio. Deze meetmethodes zijn niet veel waard als ze door een ongetraind persoon laat uitvoeren. Een millimeter verschil geeft al een hele andere meting. Laat je lichaamsmeting dus altijd uitvoeren door een professional, en bij voorkeur door dezelfde, om verschillen in meetresultaten te voorkomen. En als je dan toch professioneel opgemeten wordt, ga dan gelijk dat gesprek aan over welk vetpercentage bij jouw lichaamstype past. Je bent er nu toch!

Meer over het meten van je vetpercentage vind je hier.

Wil je trouwens ook mijn fitness tips ontvangen via Facebook? Klik dan hier.

Reactie plaatsen